Het tweede leesgezelschap van Cadzand

In juli 1785 is wagenmaker Izaak Dirks (zoon van Marinus Dirks en Pieternella Buijk - zie Ve generatie) medeoprichter van het tweede leesgezelschap in Cadzand. Dit is een gezelschap dat boeken en tijdschriften aankoopt en deze laat circuleren onder de leden. Er was in Cadzand in 1783 reeds eerder een (het eerste) leesgezelschap opgericht. Het tweede leesgezelschap kwam er waarschijnlijk omdat het eerste zijn maximum aantal leden had bereikt en er genoeg belangstelling bestond om er nog een in het leven te roepen. Het werd opgericht door de Waalse predikant Jean André Anosi, zijn collega Jan van Dasselaar van de Nederduits gereformeerde gemeente en tien andere medeoprichters, waaronder Izaak Dirks. De zinspreuk was “Door vlijtig lezen word m’ onderwezen”. Het gezelschap bestond uit maximaal twaalf gewone leden die afkomstig moesten zijn uit Cadzand. Daarnaast waren er maximaal twee buitengewone leden die niet in Cadzand woonachtig mochten zijn. De elite van het dorp was overigens goed vertegenwoordigd, zoals de dominee, de chirurgijn en de belastingontvanger. De burgerij in het gezelschap was duidelijk aanwezig door de lidmaatschappen van inwoners met een gegoede ambacht. Zowat de helft van het ledenbestand bestond uit grote boeren.

Het leesgezelschap was ook een soort sociëteit. Men kwam een tiental keer per jaar bijeen om over de gelezen boeken te praten, maar ook voor de gezelligheid. Lezingen werden niet gehouden. De maandelijkse vergaderingen die om beurten bij de leden thuis plaatsvond en waarin de grootgrondbezitters, plaatselijke bestuurders en ambachtslieden bijeen kwamen, zullen de afstand van de elite tot de burgerij zeker verkleind hebben. Zoals de meeste literaire genootschappen in de 18e eeuw, beschikte ook het leesgezelschap over zogenaamde “wetten” waarin de organisatie en werkwijze zeer uitvoerig werd vastgelegd. Iemand die lid wilde worden, diende zich mondeling of schriftelijk tot de praeses/thesaurier te wenden, de enige die nieuwe leden kon voordragen. Nieuwe leden moesten via stemming door een meerderheid van minimaal twee derde van de ter vergadering aanwezige leden gekozen worden. Bijeenkomsten van de leden vonden maandelijks plaats van twee tot vijf uur ’s middags, in de zomer bij de buitengewone leden en in de winter bij de gewone in Cadzand. De klok van de kerktoren van Cadzand was maatgevend bij de bepaling van de boete voor laatkomers, “maar indien de klok niet slaat, sal men zoo naauw op de tijd niet letten”. Er waren onder andere boetes voor het te laat of helemaal niet verschijnen op de vergadering (2 of 3 stuivers), voor het te laat verzenden van boeken (1 stuiver) en voor iedere vlek, scheur of vouw in een boek (1 stuiver). Het was gebruikelijk dat het lid bij wie de vergadering bijeenkwam een voorstel deed voor aanschaf van boeken tot een maximaal bedrag. In 1785 mocht er voor twee gulden per bijeenkomst besteed worden. Om de keuze van de leden uit het boekenaanbod te vergemakkelijken was het gezelschap geabonneerd op het tijdschrift “Algemene Vaderlandsche Letteroefeningen”. Van het leesgezelschap bestaan lijsten van de door de leden gekozen boeken. Uit die lijsten blijkt een duidelijke voorkeur voor godgeleerde en historische werken. De lijsten uit de periode van 1796 tot 1805 geeft ook de persoonlijke voorkeur aan van Izaak Dirks. Zo bestelde hij in totaal twaalf boeken uit de categorie : godgeleerdheid (4), natuurwetenschappen (2), historie (3), gedichten (1) en kinderboeken (2). De kinderboeken waren bestemd voor de kinderen. Protestante kinderen konden meestal vroeg lezen en schrijven in verband met de in die dagen veel beoefende Bijbelstudie. Izaak bleef ook na de fusering in 1805 van beide leesgezelschappen traditiegetrouw lid van het genootschap, waarschijnlijk tot aan zijn dood. Izaak overlijdt op 4 december 1824.

Het eerste en het tweede leesgezelschap fuseren op 4 april 1805 tot het leesgezelschap "Daar vreede bloeid ook vriendschap groeid". Omstreeks 1815 besloot het gezelschap voortaan weer de oude zinspreuk "Door vlijtig lezen word m' onderwezen" te gebruiken. De recentste gegevens over dit leesgezelschap dateren uit 1930, het jaar van goedkeuring van de jaarrekening 1929/1930. Het is niet bekend hoe lang het gezelschap daarna nog heeft bestaan.


Boven : de handtekeningen van de eerste leden van het 2e leesgezelschap staan op de achterzijde van het reglement van oprichting.  Rechts in het midden is de handtekening van Izaak Dirks (achter kruisje).

Rechts : het reglement van oprichting van het 2e Cadzandse leesgezelschap van 1785.


Leesgezelschappen
Rond 1750 konden vrijwel alle grotere boeren en een ruime meerderheid van hun echtgenotes lezen en schrijven. Sommige rijke boeren begonnen een bibliotheek op te bouwen waarvan de omvang kon uiteenlopen van een twintigtal tot een paar honderd banden. Voor wie niet zo veel geld had of er niet te veel aan wilde besteden, was er sinds het eind van de achttiende eeuw een oplossing : het leesgezelschap. Leesgezelschappen bestonden meestal uit een tiental personen die samen boeken kochten. Deze boeken werden dan bij toerbeurt gelezen en men kwam periodiek bij elkaar om de gelezen boeken te bespreken, nieuwe boeken te bestellen en soms naar een lezing te luisteren. Onder de leden van deze leesgezelschappen bevonden zich naast predikanten veel landbouwers. Het betrof slechts een half procent van de plattelandsbevolking dat regelmatig boeken aanschafte en onderwijs genoot. Cadzand was in die periode een dorpje met vele, voornamelijk grote, hofsteden in de omliggende polders met ongeveer 600 inwoners. In deze leesgezelschappen speelde de predikant een belangrijke rol: hij was meestal de oprichter en tevens de voorzitter van het leesgezelschap. Predikanten functioneerden min of meer als tussenpersoon tussen het dorp en de wijde wereld – zij introduceerden nieuwe ideeën en nieuwe culturele activiteiten in het dorpsleven. Vanaf omstreeks 1780 werden in West Zeeuws-Vlaanderen leesgezelschappen opgericht in Breskens, Sluis, Schoondijke, IJzendijke, Zuidzande en ook in Cadzand. Het dorp Cadzand telde er zelfs twee, zoals boven is omschreven.

 Met dank aan de heer A.F. (Toon) Franken  -  archivaris ZeeuwsArchief te Middelburg.

Aanvulling
Tot aan de fusie in 1805 waren 53 personen lid geweest van de twee Cadzandse leesgezelschappen. Ruim de helft van de leden (28) bestond uit landbouwers. De rest van de leden bestond uit ambachtslieden en vrije beroepen als predikanten, schoolmeesters en artsen. De landbouwers waren bijna allemaal grootgrondbezitters en behoorden tot een klasse van rijke herenboeren. Naast de economische macht hadden deze herenboeren ook de politieke en kerkelijke macht in handen. Van de 28 boerenleden bekleedden er 21 belangrijke posten bij de lokale politieke en kerkelijke overheden. De leden uit de middenstand en de vrije beroepen hadden duidelijk minder politieke macht gezien het geringe aantal politieke functies die zij uitoefenden. Wel hadden 7 van de 9 leden uit de middenstand een positie binnen de kerkenraad. De leden van de twee Cadzandse leesgezelschappen kwamen dus uit de politieke, religieuze en culturele elite van de regio.

Uit het proefschrift : De ontdekking van het Zeeuwse platteland: culturele verhoudingen tussen stad en platteland in Zeeland 1750-1850, door Arno Neele te Stavenisse.