Isaac, Isaac, siet wat ghij segt en wat ghij doet ...
Isaac Adriaensen Dirckx (stamhouder IIIe generatie) gaat op 11 september 1688 te Breskens in ondertrouw met Janneke Lievens de Vrije, weduwe van Adriaen Anthonijssen. Beiden trouwen op 13 oktober 1688 in de Nederduitsch Gereformeerde kerk te Breskens.
Op 11 september 1688, de dag dat Isaac Adriaensen en Janneke voor de kerk in ondertrouw gaan, wordt er bij notaris Jan Gillissen van Cruijningen te Breskens een huwelijkscontract opgemaakt tussen beide echtelieden. Isaac Adriaensen Dirckx wordt daarbij geassisteerd door zijn vader Adriaen Dirckx (IIe generatie).
Janneke overlijdt al acht maanden na het huwelijk en wordt op 25 april 1689 te Breskens begraven.
N.B. : De eerste man van Janneke, Adriaen Anthonijssen, was schoolmeester en voorlezer te Breskens en kocht in 1680 een "...zeker woonhuys met de schole...". Zoals in de 17e en 18e eeuw op het platteland gebruikelijk, was er in het dorp geen echt schoolgebouw. De schoolmeester hield onderwijs aan huis. Adriaen Anthonijssen stierf in 1687 en laat zijn vrouw Janneke en vijf kinderen achter.
De handtekeningen onder het huwelijkscontract van 1688 van
Isaac Adriaensen Dirckx en Janneke (Lievens) de Vrije en het handmerk van Adriaen Dirckx.
Op 27 april 1689, twee dagen na het overlijden van Janneke, is er een akkoord tussen Isaac Adriaensen Dirckx ter ene zijde en Jannes Alewijnssen Geens en Daniel Lievenssen de Vrije, als voogden van de vijf nagelaten kinderen en wezen uit het huwelijk van Adriaen Anthonijssen en Janneke Lievens de Vrije, ter andere zijde. Volgens het eerdergenoemde huwelijkscontract komt aan Isaac toe een geldbedrag van £72 (boven 4 stenen "geswingelt vlas"). Deze wordt hem betaald met £50 contant en binnen 6 of 8 weken nog £22. Isaac zal hiervoor van de boedel scheiden en deze aan de vijf wezen nalaten.
Op 14 juli 1689 verklaren Cornelis Claessen Hijnck en Jacob van Rooijen, twee inwoners van Breskens, op verzoek van Jannes Alewijnssen Geens (voogd van de vijf wezen) :
"... hoe zij de 12e deser bij malcander saten t enden Breskens callesie aen den dijck ende dat doe aldaer is gekomen Isaac Adriaens(s)en Dircx, wedr van Janneke (Lievens) de Vrije, comende uijt de herbergh van Jacob van Dillenburgh om soo naer huijs te gaen, soo heeft hij sich daer bij de comparanten gevoeght ende heeft sich seer misnoeght getoont ende aen haer comparanten verhaelt, dat hij different hadde gehadt jegens den requirant Jannes Geens voornoemt, ter cause dat Jannes Geens als vooght van de kinderen van Janneken de Vrije voor hem had gepretendeert, dat gelijck dito Janneken de Vrije haer goederen in gemeenen boedel had ingebragt, hij Isaac Adriaensen oock t sijne van sijne moeder gecomen most inbrengen, seggende onder andre in groote hevigheijt, dat Jannes Geens daer aen dede als een fijelt en schelm ende met schrijckelijcke dreijgementen en quaet spreecken seijde hij onder andre "Ick sal dien Geens om hals brengen tzij van dage of morgen, al stont de galge daer voor mij, of hij sal mijne gerechticheijt geven" ende andre grouwelijcke dreijgementen meer, daer op zijleiden comparanten seijden "Isaac Isaac, siet wat ghij segt en wat ghij doet, ghij sult u selven bederven", daarop hij Isaac Adriaensen Dircx seijde "neen, dat staet al over ses weeken in mijn herte geschreven" ende is hij toen verder gegaan...".
Op diezelfde 14e juli 1689 verklaart ene Abraham Maes, op verzoek van dezelfde Jannes Alewijnssen Geens, dat :
"... op voorleden dijnghdagh, na de middagh, als Adriaen Dircx staetje op t stadthuijs Breskens was gesloten, ende als hij Maes ten huijse van Jacob van Dillenburgh quam, uijt naem van de magistraet met een brijefken om de oncosten, hij Isaac Adriaensen eenigh gelt uijt sijn sack treckend tselve met hevige boosheijt op den toonbanck smeet met schrickelijcke vloecken en dreijgenmenten, onder andere "Ick wilde dat t geldt voor hondert duysent duijvels in (...?) was, maer ick sal t dien duijvel van Jan Geens niet vergelden, ick sal hem noch den hals breecken, t zij wanneer het is".
Tevens verklaart Passchier Vermeulen dat hij op de 12e, ten huize van Jacob van Dillenburg komende, Isaac Adriaensen Dirckx was tegengekomen in de gang aldaar, die zich zeer "vergramt" toonde, hij zei onder andere :
"Ick heb een mes in mijn sack; Ick sou dit Jan Geens wel in sijn balgh bruijen".
Een half jaar later, op 1 december 1689, komt aan al die ruzie een gelukkig einde. Op die dag wordt, ten overstaan van notaris Jan Gillissen van Cruijningen en de getuigen Abraham Maes en Elias Hollebrant, een akkoord gesloten tussen Jannes Geens en Isaac Adriaensen Dirckx over het sterfhuis van Janneke Lievens de Vrije. Isaac verklaart daarbij dat hij spijt heeft van de ruzie. Was getekend Isaac Adriaensen en Jannis Geens.
Op 18 mei 1694 vindt de overdracht plaats van het woonhuis door de erven van Adriaen Anthonijssen en Janneke Lievens de Vrije aan Isaac Adriaensen Dirckx van (de helft van) "...zeker woonhuys met de schole, de helft van de gemeene gangh en t vrije gebruick van dien, ende verdere gevolgen ..aan sHeerenstrate..." voor £60, waarvan £10 contant en £8 jaarlijks.
Bronnen : Zeeuws Archief en Huib J.Plankeel.