Het trieste verhaal uit Nederlands-Indië

Joannes Mathias Hubertus Dirks, roepnaam Bear, werd in 1888 te Roermond geboren. Johannes was aanvankelijk tapijt-stikker in Roermond en werd voor de nationale militie geschikt bevonden. Hij laat zich met ingang van 1915 voor de duur van zes jaar verbinden als soldaat bij de Koloniale Troepen. In deze functie vertrekt hij met het stoomschip “Rembrandt” vanuit Amsterdam naar Batavia in Nederlands-Indië. Hier komt hij op 13 juli 1915 aan. In 1921 keert hij voor één jaar terug naar Nederland om vervolgens in september 1922 terug te gaan naar het Indische Batavia. Hier trouwt hij in 1924 met Tarmi Bok, geboren in 1905 te Gombong. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren.

De tweede wereldoorlog brengt het hele gezin in grote ellende en tegenspoed. Joannes komt op 8 maart 1942 in Japanse krijgsgevangenschap terecht. Hij wordt op 15 augustus 1945 uit het Japanse kamp bevrijd en overgebracht naar de Wilhelminakazerne in Singapore. 


De Japanse interneringskaart van Johannes Mathias Hubertus Dirks.

Zijn tweede voornaam wordt hier als Martinus aangeduid.
Bron : Nationaal Archief te Den Haag.

Nog triester is het dat de drie oudste zonen van Joannes  en Tarmi Bok in 1944 door Indische rebellen worden vermoord. Het zijn Harry, geboren in 1925 te Batavia; Frans, geboren in 1926 te Djokjakarta en Jan, geboren in 1927 eveneens te Djokjakarta. Bij hun moord zijn zij achtereenvolgend 19, 18 en 17 jaar oud. Anna, de dochter van Joannes, heeft er later alles aan gedaan om hun graf te vinden, helaas kon niemand haar helpen. Vermoedelijk liggen haar drie broers in een massagraf begraven.

Joannes  is met ingang van 25 juli 1950 eervol uit de militaire dienst ontslagen wegens het opheffen van de KNIL, ingevolge het Koninklijk Besluit van 20 juli 1950. Voor zijn verdiensten in het leger ontving Joannes Dirks in de loop van de jaren een bronzen, een zilveren en een gouden medaille, een gesp en tenslotte het bronzen achtpuntige Ereteken van Orde en Vrede.

Het “Ereteken voor Orde en Vrede” werd door Koningin Wilhelmina in 1947 ingesteld bij Koninklijk Besluit. De onderscheiding kwam er terwijl de eerste van de politionele acties, een mislukte poging om het eilandenrijk in de Oost met militair geweld weer onder Nederlands gezag te brengen, nog in volle gang was. De tienduizenden Nederlandse militairen moesten voor hun inzet kunnen worden beloond en hoog-gestemde titel duidt op de aspiratie van de Nederlanders om wat zij als "orde en vrede" zagen, de Indonesiërs zouden het "koloniale onderdrukking" noemen, te herstellen. Het ereteken werd toegekend aan de militairen van de drie toenmalige krijgsmachtonderdelen en het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger die in het toen-malige Nederlands-Indië en de aangrenzende zeegebieden, tussen 1945 en 1951 ten minste drie maanden in werkelijke dienst zijn geweest.